Rectificatie en zwempartij

by Mickey Hoyle

 
Afgelopen maandag konden we lezen hoe Jan Pijnappel het voor zowel de Fransen als de Pruisen op leek te nemen in 1806. Niets blijkt echter minder waar. De sympathieën voor de Fransen meende ik af te lezen uit het feit dat hij de dood van de neef van de koning betreurde. Aangezien hij in Amsterdam woonde dat toen in het kersverse koninkrijk Holland lag, waar Lodewijk Napoleon de koning van was, meende ik dat hij met ‘de neef des konigs’ de neef van Lodewijk Napoleon bedoelde. Nader onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat deze neef als zodanig niet bestond, maar wel als neef van de Pruissische koning. Deze Lodewijk was namelijk Louis Ferdinand van Pruisen die in 1806 bij de slag bij Saalfeld het leven liet toen hij een charge uitvoerde op de Franse cavalerie.

Jan Pijnappel bleek dus alles behalve ambivalent in zijn politieke kleur en een overtuigd voorstander van de Pruisen.
 
Het dagboek van Pijnappel is rijk aan prachtige stukjes tekst, interessante inzichten in het leven van een jongen in het begin van de negentiende eeuw en bevat hier en daar ook zeer komische stukjes. Het volgende overkwam Pijnappel op 26 oktober 1806 en behoeft geen verdere uitleg.

Zondag den 26e van Wijnmaand 1806.

Deezen dag was, is en blijft voor mij bijzonder gedenkwaardig! Want ik ondervond op denzelven een kennelijk bewijs van God’s voorzienigheid en groote bewaaring omtrent mij. Hij tog was ‘t, die mij als van voor den dood in t’t leven terugbracht.
Uit de Brakke Grond van ’t zien van eenige boeken t’huis keerende, liep ik zonder voor mij te zien, uit de Lombartsteeg, op de wal aan rechtuit; toen ik voor mij keek, stond ik op ’t uiterste kantje van de wal en eer ik er om dacht, plofte ik in ’t water. Na eene dodelijke ontstelling, had ik (tot mijn redding) zooveel bezet, dat ik mij op alle mogelijke wijze trachte boven te houden. Op deeze wijze zag ik een heer op de wal staande en aanstonds zwom k er zoo goed mogelijk naar toe, waarop deez mij een hand toestak en zoo redde God mij uit een oogschijnlijkste gevaar om mijn dood in ’t water te vinden. Ik liep zonder mij te bedenken aanstonds met mijn nat pak huiswaards. Gelukkig was Vader met Gerrit uit wandelen! Ik kleedde mij onmidlijk uit en ging aanstonds naar bed, waarop intusschen welhaast Vader thuis kwam, die ’t gebeurde weldra uit alles moest vernemen. Intusschen bevond ik mij, na ½ uur geleegen te hebben, wederom volmaakt wel en at toen met Vader en mijn broer smakelijker dan ooit.