Jan Boissevain in Hamburg – 30 september 1872

by Mickey Hoyle


 
In de laatste week van september en de eerste week van oktober 1872 maakte Jan Boissevain (1836-1904) met zijn vrouw Petronella (Nella) Boissevain Brugmans (1838-1905) een reisje naar Duitsland. Op 30 september kwamen zij na een paar dagen reizen per trein en een tussenstop te Hannover aan in Hamburg, hun hoofdbestemming.
 

30 september – Maandag

 

Kennismaking met Hamburg.

 

Ons Hôtel ligt aan de Binnen Alster in de Alte Jungfernstieg, zeer on-eigenaardige naam want de breede kade met het ruime trottoir met twee reijen boomen beplant heeft niets van een Steeg en de jungfern die er ’s avonds patrouilleeren zijn niet alt.1

Over de groote, heldere watervlakte waarin zwanen zwemmen en die door vele kleine passagiersstoombootjes en gieken doorkruist wordt heeft men het gezicht op de schone brug die Binnen en Ausen Alster scheidt en welker toegangen met een levendig plantsoen tegen de helling van den dijk zeer riant uitzien.

Vlak voor ons hôtel is de afvaart der reeds vermelde stoombootjes en iets meer links het Alster Pavillon, een vrolijk gelegen café.

De kaden aan de drie zijden van de Alster zijn bezet met prachtigen hôtels, winkels, en andere kenmerken van het modern geciviliseerde leven. Dit alles is ruim, breed aangelegd en over het geheel frappeert mij in de nieuwere gedeelten van Hamburg dat de stad zoo ruim gebouwd was. Het weder was helder, de zon scheen en ten einde daarvan partij te trekken voor een toertje in de schoone natuur gingen wij in de caliche van het Hôtel naar Blankenese.2

De stoomboten voeren niet meer, waardoor wij ons plan niet volvoerden om een deel van dezen tocht te water te doen. Het was een schoone rid langs eene schaussée aan de Elbe kant omzoomd met vele villa’s en landhuizen, waaronder zeer smaakvolle en prachtige, en met fraaie boomgroepen en parkaanleg. Van Blankenese gingen wij te voet door een zeer boschrijk park met mooie uitzicht op de Elbe naar Nietstädten waar wij in Jacob’s restauratie een lunch gebruikten en genoten van het uitzicht op den breden Elbe met de levendige scheepvaart.

Wij dineerden en table d’hôte en doordien ik aan kiespijn leed bleven wij ’s avonds rustig thuis.3

 

Wie dit leest loopt in gedachten zelf mee met Jan over de kade in Hamburg en door de bosrijke parken en villawijken. Negentiende-eeuwse reisverslagen zijn aan de ene  kant vaak zo uitvoerig dat ze weinig aan de verbeelding overlaten, maar aan de andere kant vaak zo betoverend dat ze de lezer mee nemen op reis. Wat ook precies het doel was van reisverslagen: om thuis, in Nederland, nog eens terug te kunnen lezen wat de belevenissen van een reis waren.

Het reisje van Jan en zijn vrouw was echter niet louter als pleziertochtje bedoeld, alhoewel Jan het plezier nog wel benadrukte in het vervolg van het verslag. Het reisje was ook bedoeld om dingen te leren, en dan in het bijzonder over havens en vervoer. Jan Boissevain was sinds zijn dertiende reeds werkzaam in het bedrijf van zijn grootvader en vader dat zich toelegde op scheepvaart en de handel in koloniale goederen. In 1870 werd hij gevraagd samen met prins Hendrik ‘de Zeevaarder’ (de derde zoon van koning Willem II) een stoomvaartmaatschappij op Nederlands Indië op te richten. Wat aanvankelijk een nogal stroeflopend proces was liep uit op een zeer succesvolle onderneming en Jan zou 34 jaar de bezielende leiding voeren over de Stoomvaartmaatschappij ‘Nederland’.

Het vervolg van het reisverslag leest dan ook als een zakelijke en nauwkeurige beschrijving van de Hamburgse haven. Jan was hier overduidelijk op verkenning om zijn eigen maatschappij te verbeteren. Vol bewondering bekeek en beschreef hij de aanlegplaatsen met de grote kranen die de ladingen op goederenwagons plaatsten, en het procedé waarmee de muren van de kade in de grond waren verzonken. Maar hij had niet voor alles bewondering. Het grote, 1500 ton wegende stoomschip de ‘Karnak’ was zo krakkemikkig gebouwd dat Jan zich verbaasde dat het voer: ‘Alles was even “durftig” en weinig geacheveerd aan boord en ik verbaas mij over de moed, haast zou ik het roekeloosheid noemen om met schepen van dat kaliber de lange stoomreis te aanvaarden.’

Het reisverslag van Jan Boissevain naar Hamburg is te vinden in het Amsterdams stadsarchief (Reisverslag van Jan Boissevain naar Hamburg, Stadsarchief Amsterdam, Archief van de familie Boissevain, inventarisnummer 429) en zit in een map met een boekje over het Hamburgse aquarium, tickets en tekst voor de opera Lohengrin van Wagner die Jan en Nella bezochten, afschriften van het hotel en andere bestedingen en een brief in moeilijk leesbaar handschrift op briefpapier van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij.

 


1 Een Jungfer is een jonkvrouw, maar een alte Jungfer een oude vrijster.
2 Een deel van Hamburg.
3 Een table d’hôte is het gemeenschappelijke middag- of avondmaal dat in herbergen en restaurants werd geserveerd. Men at dan wat de pot schafte.