Een liefdesgeschiedenis

by Mickey Hoyle

 
Wegens een klein gebrek aan onderzoekstijd volgt vandaag een gedicht. Het betreft hier geen egodocument, maar een dicht dat geschreven werd, door ene ‘N.N.’ ter ere van het zilveren huwelijk van Andreas Willem Gerrit Boele van Hensbroek (1815-1895) en zijn vrouw Johanna de Jongh (1813-1899) in 1871. Andreas Boele van Hensbroek was Adjunct-Commies bij het Departement van Justitie te Den Haag.

Geniet van het gedicht, en vanaf volgende week weer een mooi egodocument.

 

 
Een liefdesgeschiedenis uit de 19e eeuw
 
16 april 1871
 
Komt Vrienden! Komt eens naderbij
Hier, hier naar heen Mijnheeren en Mevrouwen
‘k geef u de schoonste schilderij,
Van liefde en echtegeluk te aanschouwen.
Hier ziet ge Boele van vóór dertig jaar.
Heel Amsterdam heeft ’t oog op hem geslagen,
Hoe weeldrig golft des jonglings haar,
‘s Lands hoofdstad mag er roem op dragen!
 
Maar zie, daar trekt Adonis heen,
Hij zal een wijder werkkring zich ontsluiten,
Heel Amsterdam zingt weg in droef geween
De Maagdenrij schreit tranen nu met tuiten
Daar spoedt hij voort naar Java’s srand,
Der posterij zal hij zijn krachten wijden,
Maar niet voor ’t brandend Oost bestand,
Moet hij daar steeds met ziekte strijden.
 
‘Wat,’ spreekt hij, ‘toef ik langer hier
‘Zal ik mijzelf nog verder dan verkniezen?
‘Neen, neen! K heb daarin geen pleizier;
‘‘k Wil hier mijn leven niet verliezen!’
Hij spreekt en gaat – Heel Neerland roept verheugd
‘Daar is hij weer, de wijze en brave Boele
‘Dat ieder juble nu van vreugd
‘En – als hij kan – dat heil gevoele!’
 
De Residentie lokt hem aan;
Justitie wil zich op […] wreken;
Ontsloten wordt hem de eerenbaan;
Daar weet hij duchtig van te srpeken.
Men vraagt hem nu op maaltijd en festijn
Bij tal van vrienden en vriendinnen;
Hij leert waar zooveel meisjes zijn –
Er spoedig ook een van beminnen.
 
Aanhoort, o vrienden! ’t Raar geval!
Een schoone komt haar snoer te breken
De kralen vliegen overal,
En zij begint om hulp te smeeken,
Daar treedt hij manlijk voort en zegt:
‘O lieve! ‘k zal uw kraaltjes zoeken!’
En ziet, hij brengt ze weer terecht
Van kleed en blad en alle hoeken.
 
Johanna voelt zich diep geroerd
Voor zooveel liefde aan haar ebwezen.
Die jongling, neen! Dat is geen ploert!
Het is er een als uitgelezen.
Zij drukt van dank nu Boele’s hand.
Hij drukt terug en kust haar tevens –
Gesloten is in ’t hart de band,
Die hen verbindt op ’t pad des levens.
 
Wat wonder dat ’t Geachte paar,
Alras gezegend werd door lieve spruiten,
Aanschouwt vooreerst het aardig Masje maar,
En dan die andere vier kornuiten.
Kom pieterbaas maak ons uw compliment,
Hier willem met uw lieve Zusje Betje!
Voltooi nu spoedig ’t regiment
Gij kleine grappenmaakster Netje!
 
Treed hij ook nader Oud-Mama!
Ontvang den dank van als uw pogen.
Uw lof daarvoor klonk vroeg en spa,
Al blinkt een traan ook in uw oogen.
Door u werd opgevoed, geleid,
Geraden en ter hulp gevloden.
U zij hun aller dankbaarheid
Tot ’s levensiend nu aangeboden!
 
Zie ’t zilver glanst door ’t groen nu heen;
Het spreekt van vijf en twintig jaren!
Hoe ras die lugge tijd verdween,
Het echtheil is niet heen gevaren.
Geluk, geluk zilver paar!
Geluk, geluk met zooveel zegen!
Leef lang, leef lang nog voor elkaar!
Bekroond door ’s Hemels besten zegen!
 
Smaak heil, smaak voorop […] op uw baan:
Leef wel te vree, bevrijd van klagen!
Eens breek’ het gouden echtfeest aan
En siere kleinkroost de oude dagen.
Het glas gevuld nu tot besluit,
Ten boom gelegd; doet allen mede!
‘Lang leef de Bruidegom en Bruid!!
Dat is in ’t eind ons aller bede.

  
Dit gedicht is te vinden in Het Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Familie Boele van Hensbroek, Inventarisnummer 51.